Wie heeft de regie bij gedoe tussen buren?
(samenvatting dossiernummer 2014.757)
De familie G. woont sinds 2004 in Oostvoorne. In de zomer van 2009 komt de familie B. naast hen wonen. De familie B. runt een logeerhuis voor kinderen met een beperking en organiseert voor deze kinderen paardrijactiviteiten. Volgens de gemeente gaat het hier om kleinschalige bedrijvigheid die binnen het bestemmingsplan toegestaan is. De families G. en W. ervaren echter overlast en vragen de gemeente om het bestemmingsplan en milieuregelgeving te handhaven. De gemeente besluit dat er geen basis is om te handhaven. Het bezwaar en het beroep van de familie G. daartegen, worden door de gemeente en de rechter ongegrond verklaard.
In de loop der jaren escaleert de situatie tussen de families G. en B. De heer G. vindt dat de gemeente niet naar hem luistert en zich zelfs partijdig opstelt. In 2014 komt het tot een handgemeen tussen de heer G. en dochter B. De politierechter veroordeelt de heer G. en dochter B. voor hun rol daarin. Het Gerechtshof vernietigt op 5 november 2015 het vonnis van de politierechter uit 2014. Het Gerechtshof vindt dat de heer G. geen verwijt kan worden gemaakt voor het handgemeen. De burgemeester stuurt tussentijds, op advies van het OM een vooraankondiging sluiting woning aan de familie G. toe. Als u “bij het eerstvolgend incident ….. opnieuw …..de bij vonnis door de politierechter aan u opgelegde voorwaarde overtreedt” zal de burgemeester de woning sluiten.
De ombudsman vindt dat de gemeente en de burgemeester in eerste instantie goed hebben geluisterd naar de heer G. Ook zijn er voldoende pogingen gedaan om de buren met elkaar aan tafel te krijgen. Eind 2012, begin 2013 is dat veranderd. Vanaf die tijd ligt de regie bij het OM terwijl die bij de burgemeester hoort en luistert de gemeente niet genoeg naar de heer G. De gemeente heeft altijd gereageerd op de handhavingsverzoeken van de heer G. en ook voldoende onderzoek gedaan. De ombudsman concludeert dat de gemeente voldoende professioneel met de handhavingsverzoeken is omgegaan en in de communicatie met derden is geweest.
De ombudsman vindt wel dat er gelet op de parlementaire geschiedenis, de literatuur en jurisprudentie vraagtekens te zetten zijn of de vooraankondiging sluiting woning op grond van de wet mogelijk was. De impact van deze vooraankondiging was sterk intimiderend, terwijl allerminst vast stond dat met dit middel het beoogde doel zou worden bereikt. De gemeente heeft daarom in strijd met het evenredigheidsbeginsel gehandeld. Van de overheid mag verwacht worden dat zij haar positie en bevoegdheden juist gepast inzet.