Met welke argumenten wil de gemeente te veel betaalde ozb niet terug betalen?

(samenvatting dossier 2677) Tijdens het onderzoek naar deze klacht stond de vraag centraal of de gemeente Krimpen aan den IJssel haar besluit om over 2009 tot en met 2014 teveel betaalde onroerende zaakbelasting niet terug te betalen, voldoende had gemotiveerd.

Wat is de situatie? Adviesbureau T. constateerde dat haar cliënt Z. over 2009 tot en met 2014 teveel ozb had betaald. De ozb-aanslagen van woonzorgcomplex Z. waren volgens T. te hoog omdat de woondelenvrijstelling te laag was vastgesteld. Volgens de gemeente was die woondelenvrijstelling 40%. Volgens T. moest die veel hoger zijn. In 2016 stellen T. en de Heffingsambtenaar samen vast dat de woondelenvrijstelling veel hoger moet zijn: 66,6%. Dat heeft gevolgen voor de aanslagen 2015, 2016 en 2017. T. gaat er vanuit dat de gemeente de teveel betaalde ozb over de jaren 2009 tot 2014 ook terugbetaalt.

De Heffingsambtenaar weigert dat echter. Hij vindt dat gezien het feit dat de aanslagen onherroepelijk zijn geworden en dat de gemeente er belang bij heeft dat zij zekerheid heeft over haar belastingopbrengsten, de ozb-belasting over de jaren 2009 tot en met 2014 niet hoeft te worden terugbetaald.

De ombudsman slaat de wetgeving er op na en concludeert dat artikel 65 Algemene wet Rijksbelastingen het nu juist mogelijk maakt dat onherroepelijke aanslagen verminderd worden. De wet geeft ook aan dat dit voor maximaal 5 jaar kan.

Uit de beslissing van de Heffingsambtenaar blijkt niet dat de te lage woondelenvrijstelling, de redelijkheidsnorm uit het Besluit Fiscaal Bestuursrecht en andere argumenten zijn afgewogen. Daarom vindt de ombudsman dat de klacht van T. gegrond is. Aan zijn oordeel verbindt de ombudsman een aanbeveling: Reageer met inachtneming van de regelgeving en de jurisprudentie en de overwegingen van de ombudsman, opnieuw op het verzoek van de stichting Z. om de aanslagen over 2009 tot en met 2014 te verminderen.

Het college van burgemeester en wethouders laat weten dat zij de aanbeveling van de ombudsman niet overneemt. Het college blijft vasthouden aan de stelling dat zij uit het oogpunt van het algemeen belang voorrang mag geven aan de zekerheid van de belastingopbrengst voor de gemeente bij onherroepelijke beslissingen.

De ombudsman betreurt deze reactie.