Foutparkeerders voor garages en uitritten

De heer M. woont in Spijkenisse. De garage behorend bij zijn woning ligt aan de R.donk, aan de achterkant van zijn woning. Daar is ook de ingang van supermarkt Dirk. Bezoekers van deze supermarkt parkeren regelmatig op de op/afrit voor zijn garage. Ook zijn buren hebben daar last van. Daardoor kunnen de heer M. en zijn buren niet meer in of uit hun garage of van hun perceel rijden. De heer M. vraagt de gemeente om maatregelen te nemen, zodat hij wel altijd zijn garage in of uit kan en op tijd op zijn werk of andere afspraken kan zijn. De heer M. ziet een oplossing in een beugel op de op/afrit voor zijn garagedeur.

De gemeente wil meer controleren en handhaven (boetes uitdelen), maar een beugel voor de garage vindt de gemeente geen goede oplossing.

In het kader van het onderzoek naar de klacht besluit de ombudsman op locatiebezoek te gaan. Hij nodigt daarvoor de klager, omwonenden, de wethouder en de bedrijfsleider van Dirk uit.

Tijdens het locatiebezoek ziet de ombudsman met eigen ogen dat auto’s en busjes inderdaad voor de oprit en de garage van de heer M. en zijn buren parkeren. De passagiers gaan vervolgens Dirk in, vermoedelijk om een boodschap te doen. Het laat zien dat de heer M. en zijn buren een reëel probleem hebben.

De ombudsman vraagt de gemeente om een oplossing voor dit probleem, maar de gemeente ziet daar geen aanleiding toe. Daarom besluit de ombudsman een deskundige in te schakelen met de vraag of er fysieke oplossingen mogelijk zijn. De ombudsman vraagt 3 offertes op bij verkeerskundige bureaus. Aan het bureau dat de laagste offerte indient, vraagt de ombudsman: welke praktische maatregelen kunnen er worden genomen om te voorkomen dat auto’s en busjes voor de garages en uitritten aan de R.donk kunnen parkeren?

De deskundige geeft een aantal oplossingsrichtingen die de ombudsman aan de gemeente voorlegt. Die ziet nog steeds geen aanleiding in om maatregelen te nemen. De ombudsman besluit daarop dat het niet gelukt is tussen de gemeente en de bewoners te bemiddelen en hij stelt zijn bevindingen op.

De ombudsman vindt de klachten van de heer M. en zijn buren deels gegrond en deels ongegrond. De gemeente heeft een poging gedaan om de R.donk opnieuw in te richten. Dat automobilisten hun auto desondanks toch foutparkeren kan de gemeente niet verweten worden. De heer M. en zijn buren hebben zelf geen juridische mogelijkheden om iets aan hun reële probleem te doen. De ombudsman vindt dat, ondanks het feit dat de gemeente wel maatregelen heeft genomen, zij toch had moeten overwegen om aanvullende maatregelen te nemen. De ombudsman betreurt het dat de gemeente deze aanvullende maatregelen niet wil nemen. Juist omdat alleen de gemeente iets aan dit probleem kan doen en de bewoners er nu mee opgezadeld blijven.

(Samenvatting dossier 2699)