Dochter geeft onder dwang haar bankafschriften

(samenvatting dossier 2015.2026) De vader van mevrouw G. ontvangt een bijstandsuitkering van de gemeente Rotterdam. Hij ontvangt daarnaast een persoonsgebonden budget omdat hij huishoudelijke verzorging nodig heeft. Met ingang van april 2015 verleent mevrouw G. deze huishoudelijke verzorging aan haar vader. Hij betaalt haar voor deze werkzaamheden uit zijn persoonsgebonden budget (PGB).

Het cluster Werk en Inkomen doet heronderzoek bij 12.000 bijstandsgerechtigden. Ook bij de vader van mevrouw G. De gemeente denkt dat er sprake is van ‘een financiële verstrengeling’ tussen mevrouw G. en haar vader. De gemeente wil daarom de bankafschriften van mevrouw G. zien. Mevrouw G. beschouwt dit als een inbreuk op haar privacy en verzet zich daartegen.

Als de vader van mevrouw G. zonder haar bankafschriften bij Werk en Inkomen op gesprek komt, wordt zijn recht op uitkering opgeschort. De gemeente geeft aan dat zonder de bankafschriften van mevrouw G. het recht op uitkering niet kan worden vastgesteld en dat de uitkering mogelijk wordt ingetrokken. Mevrouw G. gaat daarom met haar vader naar het vervolggesprek. Tijdens dat gesprek wil de medewerker al haar transacties bekijken, niet alleen die met haar vader. De medewerker maakt vervolgens kopieën van al haar bankafschriften. Mevrouw G. voelt zich onheus bejegend en door de medewerker onder druk gezet.

De gemeente schrijft dat mevrouw G. niet gedwongen was om haar bankafschriften in te laten zien, maar de ombudsman denkt daar anders over. De gemeente had immers overduidelijk gemaakt dat als mevrouw G. haar bankafschriften niet zou laten zien, de gemeente de uitkering van haar vader zou beëindigen. De gemeente heeft daarmee oneigenlijk geleund op de vader-dochterrelatie. Een zorgverlener die niet familie is, voelt de druk van de gemeente niet of veel minder.

De ombudsman doet een aanbeveling dat de gemeente interne instructies voor het beschermen van de privacy van betrokken familieleden van PGB-houders en uitkeringsgerechtigden bij rechtmatigheidsonderzoeken moet opstellen. Vanzelfsprekend moeten deze richtlijnen bekend worden gemaakt bij de medewerkers en moet erop toe worden gezien dat de medewerkers de instructie goed uitvoeren. De gemeente neemt de aanbeveling van de ombudsman over en voert die onmiddellijk uit.