Beoordelingsfouten en onheuse bejegening uitkeringsgerechtigde
(Samenvatting dossier 2014.1401)
De heer J. heeft een uitkering en loopt op basis van oude afspraken stage in het kader van zijn opleiding Maatschappelijke zorg voor ervaringsdeskundigen.
Hij hoopt na de afronding van de opleiding een baan te vinden.
Op 10 januari 2014 dient de heer J. bij de ombudsman een klacht in over de onheuse bejegening door medewerkers van cluster Werk en Inkomen (W&I) van de gemeente Rotterdam.
Volgens hem werken zij hem zo tegen dat hij zijn stage niet kan vervolgen en daardoor zijn opleiding niet kan afronden.
De ombudsman heeft naar aanleiding van de klacht een poging tot bemiddeling gedaan.
Omdat de klacht niet naar tevredenheid van de heer J. werd opgelost en het te lang duurde voor W&I met een reactie kwam, besloot de ombudsman een coderood-actie in te zetten. Dat wil zeggen dat de ombudsman direct bij de directeur W&I aandacht voor de klacht vroeg.
De gemeente Rotterdam, cluster W&I vindt dat het te lang heeft geduurd voordat er een gesprek plaatsvond, maar dat er geen oordeel gegeven kan worden over de bejegening.
De reden daarvan is dat er sprake is van verschillende subjectieve belevingen. Wel biedt de gemeente haar excuses aan voor wat niet is gelopen zoals het hoort, namelijk de lange wachttijd en de gang van zaken rond de reiskostenvergoeding.
De heer J. krijgt op vrijwel alle door hem aangedragen punten gelijk inclusief financiële genoegdoening. Alleen over de bejegening krijgt hij geen gelijk.
De ombudsman constateert dat de communicatie tussen de heer J. en W&I niet vlot verliep en dat W&I de situatie verschillende keren onjuist heeft beoordeeld.
Zo merkte zij de reiskostenvergoeding van het stagebedrijf ten onrechte als ‘stagevergoeding’ aan en kortte zij die ten onrechte op zijn uitkering.
Twee keer besloot W&I ten onrechte tot een fraudevordering.
Bovendien wees W&I een aanvraag bijzondere bijstand voor een laptop af vanwege de ‘stagevergoeding’ en reageerde zij niet of nauwelijks op signalen van hulpverleners of de heer J.
Ook gaf zij geen reactie op verzoeken om een gesprek.
Toetsing aan het behoorlijkheidsvereiste fatsoenlijke bejegening leidt tot het beeld dat W&I niet adequaat reageerde op vragen van de heer J., het stagebedrijf en de ombudsman.
W&I onderkent onvoldoende dat zij door het samenstel van handelen en nalaten, de heer J. in een positie heeft gebracht dat hij zijn stageopdracht tot tweemaal toe niet kon vervolgen.
De ombudsman is dan ook van mening dat de onderzochte gedraging van de gemeente Rotterdam, cluster W&I, niet behoorlijk is en dat de gemeente Rotterdam, cluster W&I, in strijd heeft gehandeld met het behoorlijkheidsvereiste fatsoenlijke bejegening.