t' Moet

Verdragen                                                                                                                                                                           

In artikelen 12 en 3 en 6 van het Kinderrechtenverdrag en de Algemene Aanbevelingen 12 en 14 staan uitgangspunten over hoe de participatie en invloed van kinderen en jongeren vorm moeten krijgen. Elk kind heeft het recht om mee te praten en mee te beslissen over belangrijke zaken in zijn of haar leven.

In het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap staat dat de positie van mensen (volwassenen en kinderen) met een beperking verbeterd moet worden. In de Wet gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte is dit VN-verdrag uitgewerkt.  Op basis van dit verdrag moeten gemeenten belangenorganisaties van kinderen en volwassenen met een beperking betrekken bij de ontwikkeling van beleid en andere besluiten die hen aangaan: “Not about us, without us!”

Daarnaast moeten gemeenten volgens dit verdrag een plan maken en concreet aangeven hoe inclusief en toegankelijk ze zullen zijn. Dat kan met een Lokale Inclusie Agenda.

Niet alle gemeenten hebben zo’n agenda. Degenen die er wel een hebben, betrekken vaak inwoners bij het opstellen daarvan, maar nog niet alle gemeenten betrekken kinderen daarbij.

Naar aanleiding van ons onderzoek naar het dagelijks leven van kinderen met een beperking uit 2022 kregen deze kinderen in Rotterdam de kans om voor het eerst mee te praten over de update van de Lokale Agenda Toegankelijkheid. Ook in Nissewaard zullen kinderen met een beperking betrokken worden. Krimpen aan den IJssel maakt plannen om dat te doen.

Grondwet

Gemeenteraadsleden en wijkraadsleden zijn de vertegenwoordigers in onze representatieve democratie. Het is belangrijk dat gemeenteraadsleden en wijkraadsleden niet alleen voorafgaand aan de verkiezingen de straat op gaan om contact te maken met de samenleving, inwoners, organisaties en ondernemers, maar dat ook na de verkiezing doen: een participatieve democratie.  

Gemeentewet

Artikel 150 Gemeentewet geeft de gemeenteraad de opdracht om een verordening vast te stellen waarin regels staan over de manier waarop de gemeente inwoners, organisaties en ondernemers betrekt bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht is daarbij van toepassing, tenzij in de verordening iets anders staat. Een voorbeeld is de Verordening inspraak van de gemeente Rotterdam 

Het wetsvoorstel “Wet versterking participatie op decentraal niveau” zorgt ervoor dat gemeenteraden en andere decentrale vertegenwoordigende organen bij verordening heldere kaders voor burgers en volksvertegenwoordigers moeten scheppen. In mei 2024 staat het op de agenda voor definitieve beraadslaging.

Hiermee kunnen volksvertegenwoordigers in een vroeg stadium besluiten welke ruimte inwoners, ondernemers en maatschappelijke partijen krijgen om te participeren. Zo kunnen zij in de verordening bijvoorbeeld vastleggen wanneer burgers wel en niet betrokken worden, welke vormen daarvoor geschikt zijn, of en zo ja, hoeveel budget er beschikbaar is voor maatschappelijke initiatieven en wat er wordt gedaan met adviezen van burgers. Ook voor burgers is het belangrijk om te weten binnen welke kaders zij participeren en welke ruimte het bestuur hen biedt voor invloed en eigen initiatieven.

In Artikel 170 Gemeentewet staat dat de burgemeester toeziet op de kwaliteit van de procedures op het gebied van burgerparticipatie. 

Wijkraden Rotterdam 

Rotterdam heeft 39 wijkraden. In de Verordening op de Wijkraden 2022 staat opgenomen dat het de taak van de wijkraad is om het gesprek te faciliteren over alles wat er in de wijk speelt en standpunten te vertegenwoordigen richting het gemeentebestuur. De wijkraad geeft vorm aan het wijkakkoord met afspraken over de opgaven die spelen of landen in de wijk, de zeggenschap daarover, de bijdragen van de wijkpartners aan het realiseren van deze opgaven en hoe dat landt in de wijk.

Eind maart (2024) is hier op een wijkenconferentie over gesproken, en in de raadscommissie is de opbrengst van deze conferentie gebruikt voor het maken van nadere afspraken.

Inspraak en participatie in diverse wetten

Er zijn met de Omgevingswet (vanaf 1 januari 2024) geen nieuwe vormen gekomen. De bestaande vormen zijn wel uitgebreid:

  • De kennisgeving: wie er worden betrokken, waarover en wanneer; wat de rol is van ‘het bevoegd gezag’ en de initiatiefnemer/aanvrager van de omgevingsvergunning en waar meer informatie beschikbaar komt.
  • Motiveringsplicht: hoe zijn inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen betrokken bij de voorbereiding van het besluit en wat heeft dat opgeleverd?
  • Aanvraagvereiste: de aanvrager of initiatiefnemer moet aangeven of, en zo ja, hoe hij participatie heeft vormgegeven en wat hij met het resultaat heeft gedaan. Deze informatie wordt bij de integrale belangenafweging voor het besluit betrokken.

Voor de omgevingsvisie geldt een motiveringsplicht. Dat wil zeggen dat in het besluit moet staan hoe betrokkenen bij de voorbereiding van het besluit zijn betrokken en wat het resultaat daarvan was. Voor bestemmingsplannen en milieueffectrapportages bepaalt de Omgevingswet ook hoe de inspraak voor betrokkenen is geregeld. 

Inspraak en rechtsbescherming voor besluiten op grond van de Omgevingswet verlopen conform de procedures van de Algemene wet bestuursrecht.

Cliëntenraden en andere panels en formele inspraak, meedenk en meepraat ’organen’

De Nationale ombudsman voert in algemene zin een onderzoeksprogramma uit naar participatie en invloed. In dat kader heeft de Nationale ombudsman recent een rapport uitgebracht waarin zeggenschap en inspraak specifiek vanuit de WMO zijn onderzocht. Hierbij wordt vastgesteld dat er een gebrek is aan invloed voor burgers. 

Cliëntenparticipatie bij re-integratie (Participatiewet): bij re-integratietrajecten voor mensen met een uitkering is het van belang dat cliënten worden betrokken bij de opzet en uitvoering van deze trajecten. Dit kan onder andere gebeuren via cliëntenparticipatie in de vorm van overleg en inspraak.

Het recht op inspraak en participatie van cliënten kan dus verschillen per specifiek domein van dienstverlening en is vastgelegd in verschillende wetten en regelgevingen die gericht zijn op het waarborgen van hun belangen.

Specifiek: Brede Raad en Burgerpanel-achtige formeel ingestelde clubs. In het zeggenschap- en inspraakverhaal hebben zij een formele rol: het geven van gevraagd en ongevraagd advies, waarbij het de dure (morele) plicht is om deze ‘organisaties’ serieus te nemen en duidelijk te maken wat er met hun inbreng is gedaan.

Individuele situaties

Het punt “Not about us, without us” is ook geïndividualiseerd in wet- en regelgeving. Dat betekent dat er geen (gezins)plannen mogen worden gemaakt zonder dat mensen daar zelf ook bij worden betrokken en wat over te zeggen mogen hebben.

Op juridisch vlak wordt er ook steeds meer gestuurd naar cliëntenparticipatie in de zorg en in het strafrecht. Zo hebben de decentralisaties in 2015 nadruk gelegd op zelfredzaamheid en eigen regie van burgers binnen het sociaal domein. Hieronder een verkorte weergave van enkele juridische kaders die een rol spelen bij de (ontwikkeling) van werkwijzen en de juridische kaders waar veel partijen in de stad mee (moeten) werken of mee aan het werk zijn.

Binnen het sociaal domein

  • Cliëntparticipatie in de Wmo (art.2.1.1 lid 1): van gemeenten wordt verwacht dat zij dit onderzoek uitvoeren in goede samenspraak met de cliënten. Het doel is om samen met de betrokkenen te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening, zodat de zelfredzaamheid van de cliënt kan worden vergroot.
  • Cliëntparticipatie in de Jeugdwet (art 2.1): het gemeentelijke beleid inzake preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering is gericht op: d. het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren, waarbij voor zover mogelijk wordt uitgegaan van hun eigen inbreng.

Binnen het zorgdomein

  • In de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg  staat uitgewerkt dat vrijwillige zorg met input van de cliënt in het plan eerst volledig moet worden uitgeput voordat de ggz verplicht wordt.
  • De wet medezeggenschap collectieve zorginstellingen (wmcz) stelt dat cliënten recht hebben op inspraak in het beleid (art. 2.1). Medezeggenschap is volgens deze wet een recht van een cliënt dat bijdraagt aan het optimaliseren van de dienstverlening door deze af te stemmen op de behoeften.

Strafdomein

Binnen het strafdomein is straffen en beschermen/ duurzaam straffen wel opgenomen in de visie en het beleid van het vorige en huidige kabinet, maar dit domein kent geen wettelijke verplichting.   

Disclaimer

Kom jij nog ergens anders ‘zimmen’ tegen? Laat het ons dan weten. Dan voegen wij dit aan het overzicht toe. Stuur een mail naar communicatie@orr.nl