Vroeg de gemeente teveel van een burger bij tegenprestatie?
(Samenvatting dossier 7214)
De heer T. heeft een bijstandsuitkering in de gemeente Rotterdam. Daarvoor moet hij een tegenprestatie leveren. Hij bespreekt op 25 januari 2018 met zijn activeringscoach wat een tegenprestatie is en hoe hij daaraan kan voldoen. Op 1 februari 2018 tekent hij het Plan van aanpak en het Afsprakenplan waarin de afspraken staan die ze besproken hebben. De belangrijkste afspraak is dat de heer T. vrijwilligerswerk of een andere dagbesteding vindt.
De heer T. wordt uitgenodigd voor verschillende bijeenkomsten. Daar kan hij hulp krijgen om aan de gemaakte afspraken te voldoen. Bovendien heeft hij regelmatig gesprekken met zijn activeringscoach over de voortgang, waarbij zij hem adviezen geeft. De heer T. is niet tevreden over de manier waarop de gesprekken verlopen. Hij vindt ook dat de activeringscoach niet doet wat ze zegt.
De heer T. dient een klacht in bij de gemeente over zijn activeringscoach. Hij is ontevreden over de reactie van de gemeente op zijn klachten en vraagt om die reden aan de ombudsman een onderzoek naar de klachten in te stellen. De ombudsman neemt met toestemming van de heer T. inzage in diens dossier bij de gemeente. Na de inzage beschikt de ombudsman over voldoende informatie om de klachten van de heer T. te kunnen beoordelen.
Klachten over een activeringscoach worden toegerekend aan het bestuursorgaan waar deze activeringscoach werkzaam voor is. In het geval van mevrouw B. is dat de gemeente Rotterdam.
De ombudsman is van oordeel dat de klachten van de heer T. over het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Rotterdam niet gegrond zijn. Het bleek de ombudsman niet dat de gemeente de heer T. niet goed behandelde, hem onvoldoende informatie gaf of geen rekening hield met zijn specifieke omstandigheden. De gemeente heeft daarom niet in strijd met enig behoorlijkheidsvereiste gehandeld.