U heeft afgezien van een eventueel recht op een dwangsom
(samenvatting dossier 2016.346) De heer R. heeft al jaren een persoongebonden budget (PGB) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Op 8 januari 2015 vraagt hij de gemeente hem opnieuw een PGB toe te kennen en op 4 februari 2015 neemt de gemeente Nissewaard een besluit op zijn aanvraag. De gemeente kent hem opnieuw een PGB voor huishoudelijke verzorging toe, maar de heer R. vindt het bedrag dat hij krijgt veel te laag. In de jaren 2012, 2013 en 2014 kreeg hij een veel hoger bedrag. De heer R. dient daarom op 15 februari 2015 een bezwaarschrift in.
Omdat de heer R. daarna een hele tijd niets van de gemeente hoort, belt hij in oktober 2015 naar de gemeente. Het blijkt dat het bezwaarschrift aan de aandacht is ontsnapt. De medewerkster van de gemeente vraagt de heer R. of hij ermee in kan stemmen dat de startdatum van de behandeltermijn van het bezwaarschrift later ingaat omdat de gemeente het bezwaarschrift dan zorgvuldiger zou kunnen behandelen. De heer R. stemt hiermee in.
Later komt de heer R. erachter dat hij mogelijk recht heeft op een dwangsom en in een brief van 17 november 2015 stelt hij de gemeente hierover vragen: “Verder zou ik graag willen weten of ik, op basis van de algemene wet bestuursrecht recht heb op een dwangsom wegens het te laat in behandeling nemen van mijn bezwaarschrift.” Omdat de gemeente hem op deze vraag geen antwoord geeft, schrijft hij in een brief van 17 december 2015: “In uw bericht lees ik niets over mijn vraag of ik recht heb op een dwangsom”. De gemeente antwoordt: “Met uw instemming heeft u afgezien van een eventueel recht op een dwangsom.” De heer R. vindt dat de gemeente hem niet goed heeft geïnformeerd en hem heeft misleid met het doel geen dwangsom te hoeven uitkeren.
De ombudsman vindt dat de gemeente de heer R. beter had moeten informeren over zijn recht op een eventuele dwangsom. De reactie van de gemeente dat de heer R. had afgezien van het recht op een dwangsom is zelfs onjuist. Bovendien rept de gemeente in de klachtafhandelingsbrief niet over het bestaan van de brief van 17 november 2015. De ombudsman vindt dat de gemeente de brief van 17 november 2015 alsnog als een ingebrekestelling aan moet merken en aan de hand daarvan moet bepalen of de heer R. voor een bedrag aan dwangsom in aanmerking komt.
De gemeente laat weten het niet eens te zijn met het oordeel van de ombudsman. Desondanks biedt de gemeente de heer R. uit coulance een bedrag van € 530 aan. De heer R. is tevreden met het aanbod van de gemeente.