Stel ook voor re-integratiebedrijven een vertrouwenspersoon aan!
(dossier 2014.460, publicatie rapport 15 oktober 2015)
Mevrouw B. was in het kader van haar deelname aan het re-integratietraject DAADWerkt van 2010 tot 2011 werkzaam op de redactie van het Werkcafé. Tijdens haar werkzaamheden is zij het slachtoffer geworden van seksuele intimidatie door twee collega’s. Volgens mevrouw B. heeft zij haar leidinggevende bij het Werkcafé en haar opvolgende klantmanagers bij het cluster Werk en Inkomen (W&I) hiervan op de hoogte gebracht. Zij klaagt erover dat er niets is ondernomen om haar in bescherming te nemen. Haar klacht wordt door W&I niet in behandeling genomen omdat dit alles zich langer dan een jaar geleden heeft afgespeeld.
De ombudsman stelt een onderzoek naar de klachten in. In het kader van dit onderzoek neemt de ombudsman bij het cluster Werk en Inkomen inzage in het dossier van mevrouw B. Ook hoort de ombudsman mevrouw B., de leidinggevende van mevrouw B. bij het Werkcafé en haar opvolgende klantmanagers.
Uiteindelijk brengt de ombudsman een rapport uit. Hij oordeelt daarin als volgt.
De ombudsman heeft niet vast kunnen stellen dat de gemeente vóór 10 december 2013, toen mevrouw B. haar klacht bij de gemeente indiende, van die klachten op de hoogte was. De klacht is daarom niet gegrond.
De ombudsman stelt vast dat de klacht van mevrouw B. ondanks het tijdsverloop goed te onderzoeken was. Hij vindt daarom dat de gemeente mevrouw B. niet naar haar werkconsulent had mogen verwijzen. De gemeente had– gelet op de ernst van de klacht – een onderzoek naar de klacht moeten starten. De klacht is daarom gegrond. De gemeente heeft niet voldoende naar mevrouw B. geluisterd.
Extra overweging
Onder verwijzing naar zijn op 28 mei 2015 gepubliceerde onderzoeksrapport ‘Het pad naar werk….niet geplaveid, wel schoongeveegd!’ neemt de ombudsman een extra overweging in zijn rapport op. Hij merkt op dat uit het onderzoek blijkt dat het voor mevrouw B. onvoldoende duidelijk was waar zij met haar klachten terecht kon en hoe zij haar onvrede buiten het re-integratiebedrijf aan de orde kon stellen. Door de afwezigheid van voldoende ‘infrastructuur’ wist mevrouw B. niet tot wie zij zich kon wenden om haar klachten in een beschermde omgeving en in vertrouwen te bespreken. Op dit onderdeel acht de ombudsman de klacht gegrond wegens strijd met de behoorlijkheidsvereisten bijzondere zorg en professionaliteit.
Aanbeveling
De ombudsman doet de gemeente de aanbeveling om een vertrouwenspersoon voor klachten over de gang van zaken bij re-integratiebedrijven aan te stellen. De gemeente heeft de ombudsman ondertussen laten weten dat zij deze aanbeveling niet opvolgt.