Rotterdam: klacht over nakomen toezeggingen door het Cluster Werk & Inkomen
Mevrouw H. heeft in 2003/2004 samen met haar voormalige echtgenoot een WWB-uitkering aangevraagd bij de gemeente Rotterdam. Deze uitkering wordt toegekend, waarbij het bij mevrouw H. aanwezige vermogen voorlopig wordt vastgesteld.
Uiteindelijk blijkt na onderzoek door de gemeente in 2006 mevrouw H. bij het aanvragen van de WWB-uitkering het bij haar aanwezige vermogen niet juist heeft opgegeven. Dit leidt tot terugvordering van de in 2003, 2004 en (een deel) 2005 ontvangen WWB-uitkering.
Mevrouw H. vraagt in 2008 kwijtschelding aan van deze schuld. De gemeente stelt echter dat het gaat om een fraudeschuld, waardoor er op grond van de regelgeving een termijn van 10 jaar geldt voordat er om kwijtschelding kan worden verzocht. Daarom kan er pas in 2017 sprake zijn van kwijtschelding.
Op 3 november 2009 doet mevrouw H. opnieuw een verzoek tot kwijtschelding. Zij stelt dat zij gesproken heeft met haar klantmanager en dat die heeft gezegd dat als mevrouw H. kan aantonen dat de boekhouding van de voormalig onderneming van mevrouw H. en haar toenmalige echtgenoot over 2003 pas later in 2004 zou zijn ingediend bij de Belastingdienst, daarmee de mogelijkheid zou bestaan om ambtshalve het “fraudeaspect” uit de vordering te verwijderen.
Mevrouw H. klaagt er bij de ombudsman over dat de gemeente deze toezegging niet nakomt. De ombudsman doet onderzoek naar deze gestelde toezegging. Hij neemt inzage in het totale dossier van mevrouw H. en spreekt uitgebreid met de klantmanager.
De ombudsman acht het na onderzoek aannemelijk dat er gesproken is over de algemene gang van zaken rondom de vaststelling van de schuld en de mogelijkheden van kwijtschelding. De ombudsman heeft echter niet vast kunnen stellen dat de door mevrouw H. gestelde toezegging daadwerkelijk is gedaan. De ombudsman acht de klacht van mevrouw H. daarom niet gegrond.