Onenigheid tussen mevrouw R. en het wijkteam
(Samenvatting dossier 2016.1629/2664) Vanaf januari 2015 heeft mevrouw R. contact met het wijkteam Hoogvliet over haar verzoeken om hulp voor haar zoon S. Dit contact verloopt moeizaam en de kinderombudsman moet verschillende keren interveniëren om ervoor te zorgen dat de verschillende aanvragen in behandeling worden genomen.
Nadat mevrouw R. in het voorjaar 2016 is verhuisd, klopt ze aan bij het wijkteam Beverwaard. Ze verzoekt om een persoonsgebonden budget (PGB), zodat ze daarmee psychomotorische therapie voor haar zoon S. kan bekostigen. Het wijkteam staat welwillend tegenover de aanvraag en biedt aan om deze therapie als Zorg in Natura te realiseren. In september 2016 start er namelijk een groep bij Lucertis. Mevrouw R. stemt in met dit aanbod.
Gedurende de zomer van 2016 verloopt de communicatie tussen het wijkteam Beverwaard en mevrouw R. steeds moeizamer. Mevrouw R. is ontevreden over de wijze waarop de gemeente de therapie bij Lucertis wil regelen. Als in augustus 2016 blijkt dat de groep bij Lucertis niet in september, maar op z’n vroegs begin oktober 2016 van start gaat, is de maat vol voor mevrouw R. Ze verzoekt daarom om een PGB voor de psychomotorische therapie. Vanwege de strubbelingen raakt ze haar vertrouwen in het wijkteam kwijt en dient ze een klacht over het wijkteam in bij de gemeente Rotterdam. Het wijkteam stelt op haar beurt S. geen passende zorg krijgt, door toedoen van mevrouw R., en doet daarom een melding bij Veilig Thuis.
In oktober 2016 dient mevrouw R. haar klachten over het wijkteam Beverwaard in bij de kinderombudsman. Ze stelt dat de gemeente een onterechte melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Daarnaast geeft ze aan dat het wijkteam voorwaarden stelt bij de te bieden hulp en het wijkteam hierdoor de voortgang van de aanvragen belemmert. Ze vindt dat de gemeente haar een nieuw wijkteam moet toewijzen. De gemeente zet hierna stappen om de verzoeken van mevrouw R. op te pakken. Zij wijst echter geen ander wijkteam aan.
De kinderombudsman stelt na onderzoek vast dat er onvoldoende aanleiding was om een melding bij Veilig Thuis te doen. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam ten onrechte de privacy van het gezin van mevrouw R. heeft geschonden, en hiermee in strijd met het behoorlijkheidsvereiste evenredigheid heeft gehandeld. De ombudsman oordeelt daarnaast dat het wijkteam voldoende heeft geprobeerd om de verschillende aanvragen voortvarend af te handelen. Ook heeft de gemeente verschillende pogingen gedaan om de relatie met mevrouw R. te verbeteren. De kinderombudsman vindt daarnaast dat de gemeente Rotterdam redelijkerwijs tot de beslissing komen om niet een ander wijkteam aan te wijzen.
De kinderombudsman verbindt aan zijn oordelen geen aanbevelingen.