Klachtafhandeling Kredietbank
De heer B. is ontevreden over de klachtafhandeling door de Kredietbank.
De Kredietbank heeft volgens hem vanaf de eerste dag fouten gemaakt.
De heer B. heeft in november 2013 schulddienstverlening bij de Kredietbank aangevraagd omdat hij problematische schulden had, onder meer bij de woningcorporatie. De Kredietbank heeft de heer B. in november 2013 ondersteund bij een procedure bij de rechtbank om een moratorium (periode van maximaal 6 maanden waarin de huur door de woningcorporatie niet op grond van achterstallige huur mag worden opgezegd, omdat geprobeerd wordt daarvoor een schuldregeling af te spreken) aan te vragen.
In december 2013 is door de rechtbank een vonnis gewezen, waarin dit moratorium is uitgesproken. Dit moratorium was slechts van kracht zolang de lopende huurtermijnen wel aan de woningcorporatie werden voldaan.
De schuldregeling is niet tot stand gekomen, omdat de heer B. de lopende huur tijdens het moratorium niet aan de woningcorporatie zou hebben betaald. De heer B. klaagt erover dat de Kredietbank geen rapportage heeft gezonden aan de rechtbank zoals in het vonnis was bepaald. De heer B. wil dat de Kredietbank opnieuw een moratorium voor hem aanvraagt. De heer B. zegt dat hij, in tegenstelling tot wat de Kredietbank beweert, de huur wel betaald heeft. Ook heeft de heer B niet kunnen samenwerken met zijn schuldbemiddelaar.
De ombudsman onderzoekt de klacht van de heer B en is van oordeel dat de Kredietbank niet verweten kan worden dat de Kredietbank nagelaten heeft dingen te doen. Vanuit de Kredietbank is er veel contact geweest met de heer B. en er is direct werk gemaakt van de noodsituatie die zich in november 2013 voor deed. De Kredietbank heeft zich sterk gemaakt voor een moratorium en zich ook gehouden aan de afspraken uit het vonnis van december 2013. In vervolg op het vonnis heeft de Kredietbank schuldhulpverlening aangeboden en heeft de Kredietbank voldoende samengewerkt met de schuldeisers om tot een regeling te komen.
De Kredietbank heeft uiteindelijk geen overeenkomst tot stand kunnen brengen omdat de woningcorporatie niet tot een regeling voor de achterstallige huur wilde komen omdat de heer B. de lopende huur niet betaalde. Het kan de Kredietbank niet verweten worden dat het uiteindelijk niet gelukt is tot een regeling met de schuldeisers te komen. De Kredietbank heeft het bij vonnis toegezegde verslag niet meer aan de rechtbank ingestuurd omdat de lopende huur niet betaald was en daardoor het moratorium niet meer van kracht was.
De ombudsman vindt dat de Kredietbank zich voldoende heeft ingespannen om de heer B. van dienst te zijn. Volgens de ombudsman heeft het wel de voorkeur dat de Kredietbank bij een dergelijke situatie aan de burger motiveert waarom het verslag niet meer aan de rechtbank ingestuurd wordt. Dat maakt het voor een burger begrijpelijker.
De klacht over de onderzochte gedraging van de gemeente Rotterdam is niet gegrond. De onderzochte gedraging van de gemeente Rotterdam is behoorlijk. De ombudsman heeft aan zijn oordeel geen aanbeveling verbonden.
Voor het volledige rapport klik hier