Klacht over plaatsing van een ondergrondse vuilcontainer
(samenvatting dossier 5815) De heer Z. koopt een woning in Pendrecht. In 2017 plaatst de gemeente een ondergrondse vuilcontainer vlak achter zijn tuin. De afstand van het houten hek van de heer Z. tot het begin van de ijzeren plaat is ongeveer 115 centimeter. De heer Z. maakt zelf geen gebruik van de container omdat hij een klikobak heeft. Hij heeft er wel veel last van. Het gaat vaak om verkeerd aangeboden afval. Dat wil zeggen dat anderen afval naast of op de container zetten. De heer Z. kan deze rommel en soms ook stank niet verdragen. Het dichtslaan van de klep hindert hem ook. Als de gemeente de container na het indienen van klachten niet wil weghalen legt hij zijn situatie voor aan de ombudsman.
De ombudsman stelt vragen aan de gemeente en onderzoekt de situatie ter plaatse. De heer Z. heeft geen gebruik gemaakt van de juridische middelen die hem tijdens de voorbereiding van de plaatsing van de container ter beschikking stonden. Het besluit van de gemeente om de container op deze plek te plaatsen staat daarmee juridisch vast. Tijdens zijn onderzoek komt de ombudsman tot de conclusie dat de huidige plaats van de container krap is, maar voldoet aan de regels.
De gemeente ziet geen mogelijkheid voor een alternatieve plek aan de overkant van de straat vanwege kabels en leidingen. De ombudsman vindt de afweging van de gemeente om deze kabels en leidingen niet te verleggen in verband met de hoge kosten niet onredelijk. Is de beslissing van de gemeente om de container op de huidige plaats te zetten onredelijk en in strijd met enig behoorlijkheidsvereiste? De ombudsman vindt van niet.
De ombudsman begrijpt dat de heer Z. geen vuilcontainer vlak bij zijn huis of tuin wil hebben. Het is helaas onvermijdelijk dat sommige bewoners van Rotterdam toch met enige vorm van overlast te maken krijgen, omdat afval nu eenmaal verzameld moet worden en de ruimte voor het plaatsen van afvalcontainers beperkt is. De ombudsman ziet in de klachten van de heer Z. onvoldoende aanleiding om de gemeente te vragen nog eens over de locatie na te denken. De ombudsman vindt de klacht over de locatie van de container ongegrond.
Als de heer Z. melding doet van overlast door verkeerd aangeboden afval en vuil dan zal de gemeente adequaat moeten reageren. Dat kan door schoonmaak en het handhaven van de regels over het neerzetten van vuil bij een container. Ook als er stankoverlast is, kan de heer Z. een melding doen. Daarop zal de gemeente de stank waar nodig moeten bestrijden.