“Ik slaap op een luchtbed”
De heer S. leeft een aantal maanden in een zorginstelling van het Centrum voor Dienstverlening (CVD). Hierna gaat de heer S. zelfstandig wonen. Hij heeft geen geld om zijn huis in te richten. De heer S. vraagt de gemeente, door middel van een aanvraag bijzondere bijstand, geld voor de inrichting van zijn huis. De gemeente wijst dit in een besluit af. De heer S. dient op 4 juli 2016 een bezwaarschrift in tegen dit besluit. Hij hoort daarna een tijd niets van de gemeente. Op 13 september 2016 vraagt de begeleider van het CVD de ombudsman om hulp. De heer S. woont dan al geruime tijd in een kale woning en slaapt op een luchtbed.
In dit soort schrijnende zaken is het uitgangspunt van de ombudsman te bemiddelen tussen burger en de gemeente zodat er een oplossing komt.
Vanwege deze schrijnende situatie vraagt de ombudsman naar de status van de afhandeling van het bezwaarschrift van de heer S. De gemeente erkent dat de situatie urgent is. De gemeente is druk bezig met de afhandeling van bezwaarschriften, waar meer schrijnende gevallen tussen zitten. Binnen 2 weken neemt de gemeente een beslissing op het bezwaarschrift van de heer S.: het is gegrond. Hij krijgt alsnog een vergoeding van de gemeente voor het inrichten van zijn huis. De heer S. is heel blij dat hij eindelijk spullen voor zijn huis kan kopen.
De ombudsman is blij dat de situatie van de heer S. is verbeterd, maar blijft zich zorgen maken om mensen die hulp nodig hebben en dit niet (tijdig) krijgen.