Hoge bomen vangen veel wind én van de wal in de sloot
(samenvatting dossier 2016.662/2757) Mevrouw V. en 14 van haar buren uit de wijk De Kooistee in Hellevoetsluis klagen over de overlast van een aantal grote iepen. Ze hebben last van schaduw van de iepen en vogelpoep, omdat de bomen te dicht bij hun huizen staan. De buurtbewoners willen dat de gemeente de grote iepen verwijdert en daarvoor een kleinere boomsoort plant. Zij willen ook dat de gemeente meer onderhoud aan de buitenruimte pleegt, voornamelijk aan de beschoeiing van een watertje achter hun schuren en een voederplaats voor eenden.
De gemeente weigert de iepen weg te halen en kleinere bomen te planten. Ze zorgen volgens de gemeente voor woongenot en zijn goed voor het milieu. De Kooistee is in de gemeentelijke planning nog niet aan de beurt voor groot onderhoud en daarom wil de gemeente nu geen extra onderhoud plegen.
Mevrouw V. en de andere bewoners vinden dat de gemeente niet luistert naar haar burgers. Ze dienen daarom een klacht in bij de ombudsman.
Tijdens het onderzoek van de ombudsman legt de gemeente uit dat het Bomenplan waarin staat dat er in De Kooistee teveel grote bomen staan, vooral bedoeld is voor de ontwikkeling van nieuwe wijken en een handvat bij het groot onderhoud van een wijk. Volgens de onderhoudsplanning is De Kooistee nog niet aan de beurt voor groot onderhoud.
Tijdens het onderzoek van de ombudsman stelt de gemeente in april 2018 het Beheerplan oevers gemeente Hellevoetsluis vast. Daarin staat dat het stuk oever achter de schuur van mevrouw V. scheef en verzakt is. In het beheerplan staat dat dit stuk oever in 2026 vervangen wordt.
Tijdens het onderzoek geeft de gemeente aan dat zij bereid is om de mogelijkheden om tot een (lichtere) vorm van wijkbeheer / buurtaanpak te komen, te onderzoeken. In reactie op de voorlopige aanbeveling van de ombudsman stelt de gemeente echter dat zij daar op dit moment geen reden voor ziet.
De ombudsman heeft er begrip voor dat de gemeente om budgettaire redenen beheersplannen maakt, waarin voorrang wordt gegeven aan het groot onderhoud in wijken die er slechter aan toe zijn of stukken oever die er slechter aan toe zijn dan de oever achter de schuren van mevrouw V. en haar buren. Dit betekent echter niet dat er al die tijd niets aan het onderhoud hoeft te worden gedaan.
De gemeente had bovendien veel beter aan mevrouw V. en haar buren uit moeten leggen waarom er niet aan hun wensen tegemoet gekomen werd. De ombudsman vindt bovendien dat de gemeente bij dit soort klachten het uitgangspunt zou moeten huldigen ‘wat kan de gemeente wel doen’ in plaats van ‘wat kan de gemeente niet doen’. Dit is vooral nodig omdat bewoners het zelf niet – altijd – in hun macht hebben om een eind aan de door hen ervaren overlast te maken.
De ombudsman verbindt daarom aan zijn oordeel de volgende aanbeveling:
Aanbeveling
Onderzoek de mogelijkheden om tot een (lichtere) vorm van wijkbeheer / buurtaanpak te komen in buurten met burgers die zo gemotiveerd zijn als mevrouw V. en haar buren en vraag welke rol mevrouw V. en haar buren daarbij zouden willen en kunnen vervullen. Overweeg of er binnen deze lichtere vorm een oplossing mogelijk is voor de iepen, de beschoeiing en de eendenvoederplaats. Leg de gemaakte keuzes goed uit.
De ombudsman heeft met instemming kennis genomen dat de gemeente bereid was een onderzoek te doen naar een lichtere vorm van wijkbeheer/buurtaanpak. De ombudsman is teleurgesteld dat de gemeente tot de conclusie is gekomen dat zij niet bereid is om mevrouw V. en haar buren een vorm van wijkbeheer/buurtaanpak aan te bieden. De ombudsman constateert dat mevrouw V. en haar buren ondanks hun inspanningen en hun klachten geen tastbare resultaten hebben geboekt.