Geen reactie op een aanvraag voor een bijstandsuitkering, geen reactie op ingebrekestelling, geen vervolg op toezeggingen naar aanleiding van de klachtbehandeling

De heer C. en mevrouw A. hebben geen inkomen. De heer C. had een eigen bedrijf, maar zijn enige klant was afgehaakt. Mevrouw A. had haar baan verloren. Omdat ze geen aanspraak kunnen maken op een WW-uitkering vragen zij op 16 juli 2013 een bijstandsuitkering aan. Zij zitten dan al een tijd zonder inkomen.

Gedurende de behandeling van een aanvraag voor een bijstandsuitkering worden maandelijks uitsluitend voorschotten verstrekt tot 90% van de geldende bijstandsnorm. Op 26 augustus 2013 krijgen ze hun eerste voorschot. Op 6 december 2013 hebben zij hun 4e en laatste voorschot ontvangen terwijl zij er inmiddels 6 hadden moeten ontvangen.

Zes maanden na hun aanvraag, half januari 2014 komen de heer C. en mevrouw A. bij de ombudsman op het spreekuur. Ze weten niet meer wat ze moeten doen om Werk en Inkomen tot actie te bewegen. Op een ingebrekestelling is niet gereageerd en tot nu toe hebben zij 4 voorschotten gehad, maar dat is niet voldoende om de rekeningen te betalen. Ze dreigen hun huis kwijt te raken. Op klachten krijgen ze wel een reactie, maar de toezegging dat de uitkeringsaanvraag wordt afgehandeld wordt niet nagekomen.

De ombudsman kijkt in het dossier van de heer C. en mevrouw A. en constateert dat alles wat zij zeggen klopt. Inmiddels lopen er ook aanvragen voor een woonkostentoeslag en een kindertoeslag, maar ook op die aanvragen wordt door Werk en Inkomen niet gereageerd. De ombudsman vraagt Werk en Inkomen op de klachten te reageren en de aanvragen met spoed af te handelen. Inmiddels zijn de heer C. en mevrouw A. uit elkaar maar heeft de heer C. een baan gevonden. De ombudsman verzoekt Werk en Inkomen de aanvragen op deze nieuwe situatie te beoordelen.

Op 2 april 2014 besluit Werk en Inkomen de uitkering toe te kennen evenals de volledige dwangsom ad € 1260. De ombudsman sluit het onderzoek naar de klacht en zet de gang van zaken op een rij. Hij concludeert dat alle klachten gegrond zijn en legt dit voor aan de heer C. en mevrouw A., de wethouder Werkgelegenheid en Economie en de directeur van het cluster Werk en Inkomen. Zij krijgen de gelegenheid te reageren. Omdat de ombudsman meer van dit soort klachten in behandeling heeft doet hij een aanbeveling:

Op dit moment heeft de ombudsman meer klachten van dezelfde aard in behandeling. De ombudsman doet daarom de algemene aanbeveling het aantal niet afgehandelde aanvragen te monitoren en daarbij vooral de afhandelingstermijnen in kaart te brengen en waar nodig maatregelen te treffen en de ombudsman over de stand van zaken en de voortgang te informeren.

De directeur van het cluster Werk en Inkomen schrijft aan de ombudsman dat hij niets toe te voegen heeft of af te dingen heeft op het verslag van het onderzoek van de ombudsman of de conclusies. Hij voegt een brief van 9 juli 2014 van de wethouder Werkgelegenheid en Economie aan de raadscommissie Werk en Inkomen, Participatie en Volksgezondheid bij waarin de wethouder zijn toezegging nakomt om de commissie te informeren over verbeterpunten, maatregelen en de periode waarbinnen die maatregelen worden uitgevoerd. Deze toezegging had de wethouder gedaan naar aanleiding van de bespreking van het Jaarverslag van de gemeentelijke ombudsman over 2013 waarin de ombudsman schreef dat de gemeente de grip op de afhandeling van aanvragen voor een bijstandsuitkering verloren leek te hebben.[1]

De ombudsman besluit daarop het onderzoek naar de klacht te sluiten en zijn oordeel definitief vast te stellen en hij vraagt de wethouder hem op de hoogte te stellen van de vorderingen naar aanleiding van de in zijn brief van 9 juli 2014 aangekondigde maatregelen.


[1] De brief van 9 juli 2014 is te raadplegen via het Raadsinformatiesysteem van de gemeente Rotterdam via www.rotterdam.nl. Het jaarverslag van de ombudsman via www.ombudsmanrotterdam.nl/documenten/jaarverslagen